15
Ze krijgt bijna geen lucht meer van de schrik, als er opeens een hand op haar schouder ligt en een stem de stilte verscheurt die haar heeft opgesloten. ‘Jij bent heel ver weg.’ Vince kijkt haar onderzoekend aan. ‘Gaat het wel goed met je?’
‘Mag ik iets bestellen?’ De vrouw die voor de bar staat, lijkt geïrriteerd. ‘Of stoor ik?’
‘Natuurlijk niet. Zegt u het maar.’ Ze noteert de bestelling en wuift met een handgebaar de zorg van haar werkgever weg. ‘Natuurlijk gaat het goed met me. Ik heb net een week vakantie gehad. Ben uitgerust, kan er weer een tijdje tegen.’
Vince loopt naar de keuken. ‘Jij je zin.’
Irma wil zichzelf dwingen om niet meer aan de stem te denken die haar belde. Ze heeft er onrustig door geslapen en heftig door gedroomd. Vooral die droom wil ze vergeten, maar hoe moet dat lukken?
Ze kijkt naar de plek waar ze vandaag haar ogen niet vanaf kan houden. De plek die nog altijd sterk verbonden is aan de stem. De plek waar Wouter altijd zat.
En waar hij nooit meer zal zitten.
Het is de tweede kruk van links, vanaf de deur gezien. De tweede van rechts, als je achter de bar staat.
‘Wouter valt op je,’ kondigde Vince aan, vier dagen nadat ze aan haar stage in het Grand Café was begonnen. Vince had haar net verteld dat hij al dertien jaar getrouwd was met Ria en dat ze tot hun grote verdriet geen kinderen hadden. ‘Pas op voor Wouter,’ waarschuwde hij. ‘Wouter maakt vrouwen ongelukkig.’
Irma was van plan om haar eerste werkdag een beetje relaxed te laten verlopen, maar nu ze te maken hebben met twee ziek gemelde barmedewerksters, lukt dat niet. Vince zou wat haar betreft mogen vertrekken, zijn aanwezigheid stoort haar. Ze kan hem vandaag niet goed verdragen en vraagt zich af hoe dat komt.
Domme vraag. Eigenlijk een retorische vraag.
Soms zou ze willen dat ze nooit aan hem had verteld wat ze voor Wouter voelde. Soms hoopt ze dat Vince last krijgt van ouderdomsverschijnselen en zijn geheugen hem in de steek laat. Dat de periode met Wouter wegvloeit uit zijn brein en alleen achterblijft in haar eigen herinneringen. Daar zit het veilig verankerd, afgesloten voor de rest van de wereld.
Daar zát het veilig, is haar sinds kort duidelijk.
Haar hoofd gonst van de gedachten die maar blijven stromen. Het ene moment is het Floran die alle ruimte in beslag neemt, het volgende moment wordt ze overvallen door de stem die zich nu al twee keer heeft gemeld. De stem van Wouter.
Ze wil aan iedereen denken, behalve aan Wouter. Hij is er niet meer, hij moet ook wegblijven.
Hij kan er niet meer zijn.
Hij belde om één uur ’s nachts. Irma schrok wakker uit een droom over hem. Met hem. Hij vree met haar en ze wilde hem horen. Ze zocht zijn stem, de sensuele laag onder het normale geluid, de ongrijpbare diepte in lettergrepen, maar ze hoorde niets. En toen belde hij.
‘Ik heb iemand ontmoet,’ zei hij.
Ze zat rechtop en voelde dat haar schouders zich naar elkaar toe bogen, haar hoofd naar beneden viel en haar kin tegen haar borstkas drukte, haar vrije hand zich tot een vuist balde en haar hartslag aanraakte.
‘Ze heet Cocky,’ ging hij verder. ‘Ze is zesentwintig, ontstellend mooi, superintelligent en tot voor kort diep ongelukkig. Ze is een paar weken geleden psychisch gedecompenseerd en moest acuut worden opgenomen.’
‘Wat betekent psychisch gedecompenseerd?’ Irma realiseerde zich dat ze het gesprek een andere richting uit wilde hebben.
‘Totaal in de war geraakt, maar het leek erger dan het was en ze is vier dagen geleden ontslagen. Ze belde me en zei dat we elkaar snel moesten zien. Ik hou van doortastende vrouwen en ik heb haar vanavond ten huwelijk gevraagd. Ze heeft ja gezegd. Ze wil een kind van me.’
Het was drie dagen voor Sinterklaas, Vince had een pakjesavond voor het hele personeel georganiseerd en Irma zat nog te zwoegen op het gedicht dat ze moest leveren. Ze dacht in rijm, bedacht voortdurend woorden die voor het gedicht gebruikt konden worden. Het eerste wat haar te binnen schoot na zijn relaas was: Cocky, straks ligt ze dood in haar hokkie. Haar stem barstte uit in een gierende lach.
‘Je vindt het niet erg?’ Zijn stem klonk ongelovig.
‘Ik vind het verschrikkelijk,’ zei ze. ‘Mag ik getuige zijn?’
‘Natuurlijk,’ juichte hij. ‘Daar houd ik je aan.’
Ze keek op de klok en zag dat het tien over een was, kroop weer onder het dekbed en sliep gewoon verder. Toen ze wakker werd, dacht ze dat ze het had gedroomd.